G.
Begleitung der Sendungen explosiver
Gegenstände.
Bei Aufgabe von mehr als einer
Wagenladung ist von dem Absender
Begleitung mitzugeben, welcher die spe-
zielle Bewachung der Ladung obliegt.
Die Begleiter dürfen während der Fahrt
ihren Platz weder in noch auf den mit
explosiven Gegenständen beladenen Wagen
nehmen.
H.
Benachrichtigung der Anterwegs-
stationen und der am Transport
beteiligten Verwaltungen.
Die sämtlichen auf der Fahrt zu
berührenden Stationen sowie das Per-
sonal der Züge, mit denen unterwegs
Kreuzung oder Überholung stattfindet,
sind durch die Bahnverwaltung von
dem Abgang und dem Eintreffen der
Sendungen rechtzeitig zu benachrichtigen,
damit jeder unnötige Aufenthalt ver-
mieden und die durch die Natur des
Bahnbetriebs bedingte Gefahr möglichst
vermindert, auch jede andere Ursache
einer solchen ausgeschlossen werde.
(₂) Wenn eine Sendung auf eine
andere Bahn übergehen soll, so ist deren
Verwaltung sobald als möglich von der
Zuführung der Sendung in Kenntnis
zu setzen.
I.
Ankunft auf der Bestimmungsstation
und Auslieferung der Sendungen.
(₁) Die Sendungen sind dem Adressaten
durch die Empfangsstation, der von
Reichs-Gesetzbl. 1910.
1033
G
Begeleiding van de zendingen
ontplofbare stoffen.
Bij aanbieding ten vervoer van
meer dan eene wagenlading is de
afzender gehouden de goederen te
doen begeleiden, ten einde de bijzon-
dere bewaking daarvan te verzeke-
ren De begeleiders mogen ge-
durende het vervoer noch in noch
op de met ontplofbare stofflen ge-
laden wagens plaats nemen.
H
Kennisgeving aan de tusschenstations
en aan de bij het vervoer betrokken
spoorwegbesturen.
C) Alle stations, welke onderweg
aangedaan worden benevens het
Personeel der treinen, die gekruist
of voorbijgereden worden, moeten
door het spoorwegbestuur tijdig in
kennis worden gesteld met het ver-
trek en de aankomst van de zendin-
gen, opdat elk onnoodig oponthoud
vermeden, het gevaar, dat kan ont-
staan uit den aard van het spoorweg-
vervoer, 200veel mogelijk vermin-
derd en iedere andere aanleiding tot
gevaar voorkomen worde.
(i) Wanneer eene zending op eenen
anderen spoorweg moet overgaan,
dan moet het betrokken bestuur 2zoo
spoedig mogelijk in kennis worden
gesteld met de te verwachten komst
daarvan.
J
Aankomst op het station van be-
stemming en aflevering van de
Zendingen.
(u Van de aankomst van de zen-
dingen moet aan den geadresseerde
155