und Chlorkohlenoxyd (Phosgen)—
dürfen nur in Behältern aus Schweiß-
eisen, Flußeisen oder Gußstahl, Chlor-
kohlenoryd (Phosgen) außerdem auch
in kupfernen Behältern befördert werden.
1. Für die Behälter gelten folgende
Bestimmungen:
a) Die Wandstärken neuer Be-
hälter aus Schweißeisen, Fluß-
eisen oder Gußstahl sind so
zu bemessen, daß ihre schwächste
Stelle bei der Druckprobe
(Ziffer 2) nicht über 30 Kilo-
gramm auf das Quadrat-
millimeter beansprucht wird.
Die aus der schwächsten Stelle
der Wandung und dem Probe-
drucke zu berechnende Material=
beanspruchung mußmindestens
um ein Drittel unter der aus
Probestreifen der fertigen
Flaschen durch Zerreißversuche
festzustellenden Streckgrenze
liegen. Material, dessen Streck-
grenze mehr als 45 Kilo-
gramm auf das Quadrat-
millimeter oder dessen Dehnung
bei 100 Millimeter Zerreiß-
länge weniger als 12 Milli-
meter beträgt, ist nicht zu-
lässig. Als Streckgrenze gilt
eine bleibende Längenverände-
rung des Probestabs über
O,₀₀₂ der ursprünglichen Länge.
Die Wandstärke der Behälter
darf nicht weniger als 3 Milli-
meter betragen. Neue Be-
hälter müssen vor ihrer Prü-
fung sorgfältig ausgeglüht
werden. Von je 200 Flaschen
ist mindestens eine in vor-
stehender Weise zu prüfen.
1055
zwavelig zuur en chloorkool-
o Jyde (phosgeen), mogen slechts
ten vervoer worden aangeboden in
houders van wel- of vloeiijzer of
van gegoten staal. Chloorkocloxyde
(phosgeen) bovendien ook in koperen
houders.
1. Voor de houders gelden de
Volgende bepalingen:
a) De wanddikte van nieuwe
houders van wel- of vloei-
ijzer of van gegoten staal
moet zoodanig bepaald
Worden, dat in de zwakste
Pplek bij de beproeving
(Cub 2) geene spanning ont-
staat hooger dan 30 kilo-
gram per m. M'. Despanning,
die op de zwakste plek
van den wand uit den be-
Proevingsdruk te berekenen
valt, mag nocoit meer ziün
dan ½ van de strekgrens,
afgeleid uit trekproeven op
strooken, genomen van ak-
gewerkte Cylinders (vaat-
werk). Materiaal, waarvan
de strekgrens grooter is dan
45 kilogram per m. Mu. of
Waarvan de uittrekking bij
100 m. M. meetlengte bij den
trekproefminder dan 12pct.
bedraagt, wordt niet aan-
genomen. Voor strekgrens
Wordt aangenomen eene
blivende lengteverande-
ring van de proefstaaf
boven 0, ooa der oorspron-
kelikke lengte. De wand-
dikte van de houders mag
niet minder dan 3 m. M. be-
dragen. Nieuwe houders
moeten voor de beproeving
zorgvuldig uitgegloeid wor-