— 886 
auf der ersten Haltestation unmittelbar 
nach ihrem Eintreffen angehalten werden.
 
                             Artikel 13. 
  Jeder vertragschließende Teilverpflichtet 
sich, Angehörige oder frühere Angehörige 
eines dritten Staates, die sich in dem 
Gebiete des anderen Teiles aufhalten und 
dort ausgewiesen werden sollen, auf den 
im diplomatischen Wege zu stellenden An- 
trag dieses Teiles, durch sein Gebiet nach 
ihrem Heimatlande zu befördern, wenn 
der Antrag die Erklärung enthält, daß 
der andere Teil zum Ersatze der durch 
die Beförderung entstehenden Kosten und 
der dritte Staat zur Ubernahme der aus- 
zuweisenden Person bereit ist.
 
    Durch die Bestimmungen des Abs. 1 
werden die Bestimmungen des Ausliefe- 
rungsvertrags zwischen dem Deutschen 
Reiche und den Niederlanden vom 
31. Dezember 1896 wegen der Durch- 
lieferung nicht berührt.
 
                          Artikel 14. 
        Dieser Vertrag findet keine Anwen- 
dung auf die Schutzgebiete des Deutschen 
Reichs sowie auf die Kolonien und aus- 
wärtigen Besitzungen der Niederlande.
 
                             Artikel 15. 
     Dieser Vertrag soll ratifiziert und die 
Ratifikationsurkunden sollen sobald als 
möglich ausgetauscht werden. 
      Der Vertrag tritt in Kraft drei Mo- 
nate nach Austausch der Ratiftkations-
 
gebied in het hare met den trein 
zijn gekomen en op het eerste station. 
Waar deze stilhondt, onmiddelli#k 
na aankomst worden opgehouden. 
                       Artikel 13. 
Elke der beide contracteerend 
Partisen verbindt zich onderdanen 
#f vroegere onderdanen van een 
derden Staat, die zich binnen bet 
gebied van de andere Partij op- 
houden en van daar uitgezet moeten 
worden, op daartoe strekkende, langs 
diplomatieken weg gedane Aanvrage 
van deze Pamij, door haar gebied 
naar hun vaderland te vervoeren. 
Wanneer de aanvrage tevens de ver- 
klaring behelst, dat de andere Part 
tot vergoeding der door het vervoer 
veroorzaakte onkosten, en de derde 
Staat tot overneming van den uttte 
leiden persoon bereid is. 
Door de bepalingen van het ceis 
lid wordt geene inbreuk gemaakt op 
het omtrent doorvoer bepaalde mr 
het uitleveringsverdrag tusschen her 
Duitsche Rijk en Nederland van 31 
December 1896. 
                            Artikel 14. 
Dit verdrag is niet toepaseli 
op het onder Puitsche bescherming 
staande gebied, noch op de kolo- 
niän en buitenlandsche bezittingen 
van Nederland. 
                              Artikel 15. 
Dit verdrag zal worden bekrach- 
tigd en de akten van bekrachtiging 
zullen zoo spoedig mogelijk worden 
uitgewisseld. 
Het verdrag treedt in werking 
drie maanden na de uitwisseling