- 739 - 
matischen Wege. Zu seiner Begründung 
ist beizubringen ein verurtheilendes Er- 
kenntniß oder ein Beschluß auf Eröffnung 
des Hauptverfahrens oder eine die Vor- 
untersuchung eröffnende Verfügung, falls 
der Beschluß oder die Verfügung mit 
einem Haftbefehle verbunden ist, oder 
auch ein Haftbefehl allein. Der Haft- 
befehl muß den Thatbestand und die 
darauf anwendbare strafgesetzliche Be- 
stimmung angeben. Die vorbezeichneten 
Schriftstücke sind in Urschrift oder in 
beglaubigter Abschrift und zwar in den- 
jenigen Formen beizubringen, welche die 
Gesetzgebung des die Auslieferung nach- 
suchenden Staates vorschreibt. 
Artikel 8. 
Bevor der Auslieferungsantrag auf 
diplomatischem Wege gestellt ist, kann 
die vorläufige Festnahme einer Person, 
deren Auslieferung nach diesem Ver- 
trage beansprucht werden kann, in An- 
trag gebracht werden. 
Diesen Antrag unmittelbar zu stellen 
sind befugt: 
Deutscherseits die Gerichte, einschließ- 
lich der Untersuchungsrichter, die Be- 
amten der Staatsanwaltschaft und die 
hierzu ermächtigten Polizei- und Sicher- 
heitsbeamten; 
Niederländischerseits die Untersuchungs- 
richter (Richter-Kommissare) und die Be- 
amten der Staatsanwaltschaft. 
Reichs-Gesetzbl. 1897 
 
matieken weg. Tot staving dezer 
aàaanvrage moet overgelegd worden 
een vonnis van veroordeeling, eene 
beschikking tot in staat van be- 
schuldiging stelling of eene beschik- 
king, waarbij rechtsingang is ver- 
leend, in geval deze beide beschik- 
kingen met bevel tot gevangenneming 
zijn genomen, of eindelijk ook een 
bevel tot gevangenneming alleen. 
Het bevel tot gevangenneming moet 
het strafbare feit, waarvoor de uit- 
levering gevraagd wordt, omschrijven 
en de daarop toepasselijke strafbe- 
Paling aangeven. De hierboven be- 
doelde bescheiden moeten overgelegd 
worden in minuut of in gelegaliseerd 
afschrift en wel in zoodanigen vorm 
als de wetgeving van den Staat, die 
de uitlevering aanvraagt, voorschrijtt. 
Artikel 8. 
Voordat eene aanvrage tot uit- 
levering langs diplomatieken weg 
gedaan is, zal de voorloopige aan- 
houding van een persoon, wiens uit- 
levering volgens dit verdrag kan 
gevraagd worden, kunnen verzocht 
Worden. 
Tot het rechtstreeksch doen dezer 
aanvrage zijn bevoegd: 
van Duitsche ziide de gerechten 
met inbegrip van de rechters, die 
met de instructie van eene strafzaak 
belast zijin, de ambtenaren van het 
Openbaar ministerie en de daartoe 
gemachtigde politie-en veiligheids- 
ambtenaren; 
van Nederlandsche zijde elke 
rechter van instructie (rechter-com- 
missaris) en elke oflicier van justitie. 
120