D.
Verladen.
(₁). Die Behälter (Kisten, Tonnen)
sind in den Eisenbahnwagen so fest zu
lagern, daß sie gegen Scheuern, Rütteln,
Stoßen, Umkanten und Herabfallen aus
den oberen Lagen gesichert sind. Ins-
besondere dürfen Tonnen nicht aufrecht
gestellt werden, muüssen vielmehr gelegt,
parallel mit den Längsseiten des Wagens
verladen und durch Holzunterlagen unter
Haardecken gegen jede rollende Bewegung
verwahrt werden.
(₂) Die Wagen dürfen nur bis zu
zwei Dritteilen ihres Ladegewichts be-
laden werden.
(₃)Es dürfen nur Mengen von
höchstens 1000 Kilogramm mit anderen
Gütern und auch nur dann verladen
werden, wenn die letzteren nicht leicht
entzündlich sind und nicht früher als
die explosiven Gegenstände zur Aus-
ladung kommen sollen.
(₄) Es ist untersagt, in den mit
Schießbaumwolle oder anderer
Nitrozellulose befrachteten Wagen zu-
gleich die unter den Ziffern 1, 2, 3 und 5
aufgeführten Gegenstände sowie Zün-
dungen (Nr. II und XXXVb) unterzu-
bringen. (Wegen nasser, gepreßter Schieß-
baumwolle vergleiche Nr. XXXIX.)
(₅) Die Verladung darf niemals von
den Güterböden oder Gütersteigen (Güter-
perrons) aus geschehen, muß vielmehr
auf möglichst abgelegenen Seitensträngen
und tunlichst kurz vor Abgang
des Zuges, mit welchem die Beförderung
geschehen soll, bewirkt werden. Dieselbe
hat durch den Absender unter Bestellung
1029 —
D.
Laden.
De colli (kisten, vaten) moeten
in de wagens 2zoodanig vastgelegd-
zijn, dat zi; beveiligil zijn tegen
schuren, schudden, stooten of om-
kantelen, en niet uit de hoogere
lagen kunnen vallen. In het bij-
zonder mogen de tonnen niet rechtop
geplaatst worden; zij moeten even-
wijlig met de langszijden van den
Wwagen gelegd worden en door
houten stopblokken, bedekt met
haren kleeden, tegen elke rollende
beweging verzekerd worden.
(2) De wagens mogen slechts voor
38 gedeelte van hun laadvermogen
beladen worden.
(68) Slechts hoeveelheden tot een
gewicht van ten hoogste 1 000 kilo-
gram mogen te zamen met andere
goederen geladen worden en dan
nog alleen, wanneer deze laatste niet
licht ontvlambaar zijn en niet vöör
de ontplofbare stoffen gelost moeten
worden.
(() Het is verboden in de met
schietkatoon of met andere
nitrocellulosen beladen wagens
tevens de onder 1, 2, 3 en 5 ge-
noemde goederen of wel ontstekings-
middelen (ne’ll en XXXVh) te laden.
(Voor nat geperst schietkatoen zie
ne. XXXIX.)
(s) Het laden mag nimmer ge-
schieden van uit de goederenloodsen
f van af de los- en laadplaatsen,
maar moet plaats hebben op zoover
mogelijk verwijderde zissporen en
z00 kort mogelijk voor het vertrek-
van den trein, waarmede het ver-
Voer zal geschieden. Het laden moet