Artikel 8.
Kein Einfuhr-, Ausfuhr= oder Durch-
fuhrverbot darf von einem der vertrag-
schließenden Theile dem anderen gegen-
über erlassen werden, welches nicht ent-
weder gleichzeitig auf alle, oder doch
unter gleichen Voraussetzungen auch auf
andere Nationen Anwendung findet.
Hinsichtlich der Ein= und Ausfuhr
der Waaren, ihrer Durchfuhr oder zoll-
amtlichen Niederlage, der zu zahlenden
Zölle, welcher Art sie seien, und der
Zollförmlichkeiten jeder Art verpflichtet
sich jeder der vertragschließenden Theile,
den anderen unverzüglich und ohne
Weiteres an jeder Begünstigung, jedem
Vorrecht oder jeder Herabsetzung in den
Eingangs= und Ausgangsabgaben, so-
wie jeder anderen Befreiung oder Kon-
zession Theil nehmen zu lassen, welche er
einer dritten Macht eingeräumt hat oder
einräumen wird.
Begünstigungen, welche einer der
beiden vertragschließenden Theile un-
mittelbar angrenzenden fremden Staaten,
Kolonien oder Gebieten zur Erleichterung
des Verkehrs in den Grenzzonen, oder
welche er fremden Staaten, Kolonien
oder Gebieten durch eine schon ab-
geschlossene oder künftig abzuschließende
Zollvereinigung gewährt hat oder ge-
währen sollte, können von dem anderen
Theile nicht in Anspruch genommen
werden, solange diese Begünstigungen
auch allen übrigen nicht angrenzenden,
beziehungsweise nicht zollgeeinten Staa-
ten, Kolonien oder Gebieten vorenthalten
werden. Zu den letzteren Staaten ist
auch der nicht angrenzende, beziehungs-
weise nicht zollgeeinte Schutzstaat einer
in der bezeichneten Weise begünstigten
Artikel 8.
Geen verbod van invoer, uitvoer
of doorvoer mag door eene der
contracteerende partijen tegenover
de andere worden uitgevaardigd,
dat niet of gelijktijdig op alle of
althans onder gelijke omstandig-
heden ook op andere naties toe-
Dasselijk is.
Ten opzichte van den in- en
uitvoer der waren, hun doorvoer
of tolplichtig depôt, de te betalen
tolheffingen, van welken aard zij
zijin mogen, en de tolformaliteiten
van elke soort verbindt zich elke
der contracteerende partijen de an-
dere onverwijld en zonder meer te
laten deelen in elke begunstiging,
elk voorrecht of elke verlaging
van de inkomende en uitgaande
rechten, alsmede in elke andere
vrijstelling of concessie, welke zij
aan eene derde macht heeft inge-
willigd of zal inwilligen.
Op begunstigingen, welke eene der
beide contracteerende partijen aan
oonmiddellijk aangrenzende vreemde
staten, kolonies of landstreken tot
vergemakkelijking van het verkeer
in de grensstreken of welke zij aan
vreemde staten, kolonies of land-
streken door eene reeds geslotene of
in de toekomst te sluiten tolvereeni-
ging verleend heeft of mocht ver-
leenen, kan door de andere partij
geene aanspraak worden gemaakt,
zoolang deze begunstigingen ook
aan alle overige niet aangren-
zende, respectievelijk niet door tol-
eenheid verbonden staten, kolonies
of landstreken onthouden worden.
Tot de laatste staten moet ook
gerekend worden de niet aangren-
