— 94---
fundenen Vollmachten, den folgenden
Vertrag abgeschlossen haben:
Artikel 1.
Zwischen dem Deutschen Reiche und
dem Oranje-Freistaate soll fortdauernd
Friede und Freundschaft und zwischen
den Angehörigen der beiden Länder
Freiheit des Handels bestehen.
Artikel 2.
Die Angehörigen eines jeden der ver-
tragschließenden Theile sollen in dem
Gebiete des anderen hinsichtlich der Aus-
übung ihrer Religion, sowie in Bezug
auf Handel und Gewerbebetrieb dieselben
Rechte, Privilegien und Begünstigungen
aller Art genießen, welche den Inländern
zustehen oder zustehen werden, und keinen
anderen oder lästigeren allgemeinen oder
örtlichen Abgaben, Auflagen, Beschrän-
kungen oder Verpflichtungen irgend
welcher Art unterliegen, als denjenigen,
welchen die Angehörigen der meist-
begünstigten Nation unterworfen sind
und unterworfen sein werden.
Artikel 3.
Die Angehörigen eines jeden der
vertragschließenden Theile sollen in dem
Gebiete des anderen gleich den In-
ländern berechtigt sein, ihren Wohnsitz
zu nehmen, zu reisen, Groß- und
Kleinhandel zu treiben, jede Art von
beweglichem oder unbeweglichem Ver-
mögen zu besitzen, durch Kaufvertrag,
Tausch, Schenkung, letzten Willen oder
auf andere Weise solches Vermögen zu
erwerben und darüber zu verfügen,
sowie Erbschaften kraft Gesetzes zu er-
vorm bvonden volmachten het
volgende traktaat gesloten hebben:
Artikel 1.
Tusschen het Duitsche Rijk en
den Oranjevrijstaat zal voortdurend
vrede en vriendschap en tusschen
de onderhoorigen der beide landen
vrijheid van handel bestaan.
Artikel 2.
De onderhoorigen van elke der
contracteerende partijen zullen in
het gebied der andere ten opzichte
van de uitoefening van hunnen
godsdienst, alsmede met betrekking
tot het drijven van handel en
nering dezelfde rechten, priwilegies
en begunstigingen van allerlei aard
genieten, als aan de burgers toc-
komen of zullen toekomen, en aan
geene andere of moeielijkere al-
gemeene of plaatselijke belastingen,
heffingen, beperkingen of verplich-
tingen van eenigen aard onder-
worpen zijn dan aan die, waaraan
de onderhoorigen der meest be-
gunstigde natie onderworpen zijn
en onderworpen zullen worden.
Artikel 3.
De onderhoorigen van elke der
contracteerende partijen zullen in
het gebied der andere gelijke be-
voegdheid hebben als de burgers
hunne woonplaats te kiezen, te
reizen, groot- en kleinhandel te
drijven, elke soort van roerende of
onroerende goederen te bezitten,
door koopovereenkomst, ruil, schen-
king, uiterste wilsbeschikking of op
andere wijze zulke goederen te ver-
krijgen en daarover te beschikken,
